MRIJ, Maas-Rijn-IJssel vee

Informatie Nederlandse Runderrassen

Rasbeschrijving
Het MRIJ rund is een roodbont dubbeldoel ras, van oorsprong uit het rivierengebied van Nederland. Het is een zelfredzaam ras, makkelijk te managen. Goede vruchtbaarheid, gunstig geboortegemak, goede klauwen en kruisligging, hoge bespiering (bevleesdheid koe en kalf) en een hoger eiwitgehalte in de melk zijn raskenmerken voor het MRIJ ras. Naast Maas-Rijn-IJssel vee wordt ook wel de uitdrukking Melkrijk-Rijkbehangen-Ijzersterk gebruikt. Als optimaal productiesysteem voor het MRIJ ras in Nederland wordt een extensief houderijsysteem genoemd, met veel gras of kuilvoer (<12.000 kg melk/ha).

Foto: Veeteelt
Oorsprong van het ras
Het Maas- Rijn- IJsselvee vindt haar oorsprong rondom de grote rivieren. De MRIJ-fokkerij begon aan het begin van de 20e eeuw. Sinds 1874 geregistreerd in het Nederlands Rundvee Syndicaat (NRS) en als ras erkend sinds 1905. De fokkerij gebeurde in tweegebieden in Nederland; de eerste langs de IJssel, de West-Achterhoek, Salland,Twente en een strook tot aan Zuidwest-Drenthe; de tweede in Oost-Brabant. In het noordelijke deel werden de dieren lichter van kleur dan in het zuiden, mede veroorzaakt door het inzetten van lichtgekleurde KI-stieren. De preferente stier Prins (geboren in 1941) uit het Ijsselland en zijn nazaten vererfden wel een “te witte haarkleur”. Deze kleurkwestie werd minder belangrijk omdat economische motieven wonnen, alhoewel er toch nog steeds een groep boeren is die het kleuraspect belangrijk vindt.

Populatie- en productiecijfers
In 1977 ontliepen de Nederlandse runderrassen elkaar in melkproductie nauwelijks, terwijl in 2007 een Holstein Friesian (HF) koe gemiddeld een kwart meer melk gaf dan een MRIJ koe. Maar de economische cijfers van MRIJ bedrijven tonen steevast aan dat een veehouder z’n melk het goedkoopst met MRIJ kan produceren. Kengetallen van melkveehouderijbedrijven geven aan dat de resultaten per koe hoger zijn, maar dat per kg geproduceerde melk de MRIJ boer 1 à 2 cent meer overhoudt.
In 1977 was ongeveer een kwart van het melkvee MRIJ, nu is dat minder dan 1% van de koeien die aan de MPR-registratie meedoet. In dertig jaar tijd kan er veel veranderen. Pas in de tweede helft van deze eeuw is aandacht gekomen voor een functioneel exterieur. Onderstaande tabellen maken de verschillen in melkproductie zichtbaar.

Ras Aantal koeien melkregistratie in 1977: Melkproductie per lactatie (kg) in 1977 Aantal dagen Aantal koeien melkregistratie in 2007: Melkproductie per lactatie (kg) in 2007 Gem. vet% Gem. eiwit% Aantal dagen
Fries Hollands 926.956 5234 309 1029 6910 4.52 3.56 340
MRIJ 345.338 5106 309 7006 6743 4.45 3.63 332
HF Zwartbont       541.629 9705 4.34 3.48 356
HF Roodbont       78.837 8694 4.55 3.57 344
Groninger Blaarkop 21.272 4930 307 588 6166 4.38 3.57 315
Fries Roodbont 3.834 4859 302          


In de jaren tachtig was het fokprogramma van MRIJ niet heel succesvol en het aanbod van goede KI-stieren was vrij krap. Rond 1980 moesten de MRIJ-koeien als melkproducenten afhaken, maar de rode dubbeldoelkoeien leverden nog een neveninkomen via de nuchtere kalveren en de eigen slachtwaarde. Aan de uiers kon nog wel wat verbeterd worden, maar de laatrijpe MRIJ dieren groeiden nog lang door. Er werd begonnen met Red Holstein uit Canada, melkvee met de roodfactor in de genen, van dezelfde kwaliteit als de zwartbonten. De meeste boeren vonden dat schaalvergroting, productieverhoging en het beheersen van de arbeidskosten beter kan met een Holstein koe. Door de superheffing vanaf 1984 kwam er een plafond in de productie. Op veel bedrijven leverde een extra kg melk niets meer op. Aangezien eiwit- en vleesproductie niet aan een limiet was gebonden, bleek wederom de aantrekkelijke kant van MRIJ. Juist deze ‘dubbeldoel’-koeien zijn geschikt voor zowel melk als vlees. De kalveren groeien sneller, de af te leveren koeien bevatten meer vlees. Daarnaast ligt het percentage melkeiwit hoger en valt de verhouding eiwit/vet gunstiger uit. Boeren beuren hierdoor ongeveer een cent per liter meer. Vanaf 1990 werden fokstieren met 50% HF bloed ingezet. Een sprong vooruit in productie, maar vooral ook in uierkwaliteit. In 1994 voerden de Nederlandse roodbonten in hoofdzaak ook HF bloed en toen werd het voor MRIJ vechten voor eigen identiteit en het risico de genetische versmalling. In 1995 was 26% van alle zuivere MRIJ nakomelingen afkomstig van één fokstier. De mkz-uitbraak van 2001 bracht het MRIJ ras een nieuwe slag toe en zorgde voor een halvering van het percentage bedrijven met roodbont vee in het gebied Deventer-Apeldoorn-Zwolle.

Belangenbehartiging, fokkerij en promotie
Begin 1994 werd in Olst de studievereniging MRIJ-Oost opgericht om de belangen van dit vee te behartigen. Doel was bij fokkerijorganisaties meer MRIJ-stieren te plaatsen zodat het ras een betere en bredere basis zou krijgen. Ook is MRIJ-Zuid gestart, gericht op het efficiënt melk produceren met MRIJ (low-input farming). De fokkerij gebeurt via het “koude stieren systeem”. Op jaarbasis komen er ca 10 MRIJ stieren als proefstier (max. 13% HF). Van een proefstier worden ca 20.000 doses ingevroren. Na het testen van de dochters kan een proefstier een fokstier worden en dan is er nog genoeg sperma voor 1-1,5 jaar gebruik. Het fokdoel voor een dubbeldoelras was vroeger meer productiegericht dan nu. Nu is het weeggewicht: melk (35%), duurzaamheid en gezondheid (25%), exterieur (25%) en bespiering (15%).

De MRIJ feiten:
  • hoge vleesindex (hoger dan Montbéliarde, zeggen de experts)
  • zelfredzaam, makkelijk te managen
  • hoog eiwit
  • goede klauwen
  • beste kruisligging
  • gunstig geboortegemak
  • excellente vruchtbaarheid

De laatste jaren is er behoefte aan dubbeldoelbloed, met name om te kruisen. Het aantal inseminaties met MRIJ is nu stabiel tot stijgend.